Nederlandse rechtbank dwingt Enexis om laadpaalgroep Leap24 aan te sluiten op elektriciteitsnet
Gepubliceerd op 20th Feb 2024
Dit vonnis geeft een inzicht in hoe rechters in deze en andere zaken omgaan met de verweren van netbeheerders
Op 8 februari 2024 kondigde de Nederlandse groep voor duurzame mobiliteit en laadstations Leap24 aan dat het een belangrijke rechtszaak had gewonnen tegen Enexis. De voorzieningenrechter heeft Enexis veroordeeld om Leap24 binnen korte termijn aan te sluiten op het elektriciteitsnet.
De rechtbank Oost-Brabant veroordeelde Enexis, op straffe van een dwangsom van €5.000 per dag met een maximum van €250.000 per locatie, om binnen zes weken na het vonnis te beginnen met het maken van de grootverbruik-aansluitingen op drie locaties in de provincie Groningen.
Voor Leap24 is de beslissing een belangrijke overwinning. De groep, die een netwerk van laadstations bouwt in Nederland, het Verenigd Koninkrijk en Duitsland, krijgt de aansluitingen die het nodig heeft om zijn activiteiten uit te breiden. En zo niet, dan zal Leap24 een vordering voor verbeurde dwangsommen tegen Enexis in kunnen stellen.
De uitspraak is relevant omdat tegenwoordig bijna overal in Nederland sprake is van netcongestie en meer partijen worden geconfronteerd met lange wachttijden voor aansluitingen. Ook als de aansluiting zelf wel mogelijk is kan het zijn dat er geen transportcapaciteit is. Oftewel, er wordt wel (mogelijk na lange wachttijden) een aansluiting gemaakt, maar er kan geen stroom geleverd en/of terug geleverd worden (transportbeperking). Overigens is in eerdere rechtspraak al eens uitgemaakt dat de aansluitplicht niet los gezien kan worden van de transportcapaciteit. Door een aansluiting op het elektriciteitsnetwerk aan te bieden en daar in feite de voorwaarde aan te verbinden dat de klant geen gebruik maakt van transportcapaciteit op dat netwerk voldoet een netbeheerder niet aan haar wettelijke aansluitplicht.
Enexis-procedure
Leap24 spande een kort geding aan tegen Enexis omdat de exploitant de oorspronkelijke leveringsdata voor netaansluitingen herhaaldelijk had uitgesteld en daarbij redelijke termijnen niet in acht had genomen. Ter illustratie: de offertes voor de drie aansluitingen waren in april 2023 getekend.
Enexis is een netbeheerder in de zin van artikel 10 lid 9 van de Elektriciteitswet 1998). Artikel 23 van de Elekriciteitswet bepaalt, kort gezegd dat een transport-aansluiting door een netbeheerder moet worden gerealiseerd binnen een redelijke termijn. Deze redelijke termijn is op grond van de wet in ieder geval verstreken na 18 weken na het verzoek om een aansluiting bij een netbeheerder is ingediend.
Leap24 eiste dat Enexis de drie locaties binnen bepaalde termijnen op het elektriciteitsnet zou aansluiten. Leap24 stelde dat Enexis onredelijk lange doorlooptijden hanteerde, in strijd met de Elektriciteitswet. Uit het vonnis blijkt dat Enexis in de afgegeven offertes verwachte levertijden van 52 tot 65 weken had opgenomen (ruim buiten de 18 weken termijn).
Leap24 heeft vervolgens Enexis gesommeerd om binnen ongeveer de 16-18 weken termijn na dagtekening van de brief de aansluitingen te realiseren. Enexis reageerde hierop dat zij wegens tekort aan personeel geen gehoor zou kunnen geven aan de sommatie en dat voor één locatie de doorlooptijd zelfs was opgelopen tot 72 weken.
Leap24 voerde onder meer aan dat voor deze locaties transportcapaciteit was overeengekomen en beschikbaar was, zodat er voor deze aansluitingen geen congestie op het net is.
18 weken termijn in strijd met Europees recht
Enexis verweerde zich met de stelling dat de 18 weken termijn uit de Elektriciteitswet niet verbindend is, want deze wettelijke bepaling zou in strijd zijn met Europees recht, meer in bijzonder met artikel 59 lid 7 van de Richtlijn 2019/944/EU. Volgens de richtlijn had de termijn moeten worden vastgesteld door de Autoriteit Consument & Markt (ACM) en niet door de wetgever, aldus Enexis.
De rechtbank heeft, met verwijzing naar andere rechtspraak, erkend dat de termijn van 18 weken inderdaad in strijd is met de richtlijn. Ook in de memorie van toelichting bij het concept voor de nieuwe Energiewet (opvolger Elektriciteitswet) wordt erkend dat de ACM dergelijke termijnen vast moet stellen.
Er is echter niet gesteld door Enexis dat ook de eis van een "redelijke termijn" in strijd is met Europees recht. Dus een termijn buiten de 18 weken (in theorie zelfs korter dan 18 weken) kan dus nog steeds onredelijk zijn.
Als een richtlijn niet juist is geïmplementeerd dan zijn er twee opties. In eerste instantie moet worden gekeken of de wet richtlijn conform kan worden uitgelegd. Als dat niet lukt dan wordt gekeken of de richtlijn mogelijk directe/rechtstreekse werking kan hebben. De rechtbank oordeelde hier dat voor beide opties geen mogelijkheid is. Het betreft hier een verhouding tussen twee private partijen en niet een verhouding tussen de overheid en private partij. Volgens de voorzieningenrechter blijft hier dus, in beginsel, de 18 weken termijn in stand.
Ook het beroep van Enexis op de doctrine van het 'incidental (exclusionary) effect' slaagt niet. Kort gezegd komt dit erop neer dat je strijdigheid van een bepaling van nationaal recht met Europees recht wel kan inroepen in een horizontale verhouding als verweer tegen een rechtsvordering van een andere private partij. Volgens de rechtbank is hier geen sprake van een situatie waarop deze doctrine van toepassing is.
De voorzieningenrechter vervolgt vervolgens dat zelfs indien de 18 weken termijn onverbindend zou zijn, dat het dan nog steeds aan Enexis zou zijn om tenminste binnen een redelijke termijn de aansluitingen te realiseren.
Invloed ACM ontwerpbesluit codewijziging aansluittermijnen
Voor de inkleuring van deze open norm zoekt de rechtbank aansluiting bij het door de ACM op 14 juli 2022 gepubliceerde ontwerpbesluit codewijziging aansluittermijnen.
Kort gezegd, staat daar o.a. in dat voor aansluitingen groter dan 3x 80A, maar kleiner dan 10 mVA de redelijke termijn 40 weken is, behoudens overmacht, te rekenen vanaf de dag van ontvangst van de getekende offerte. De ACM heeft overwogen dat het besluit afwijkt van artikel 23 lid 4 van de Elektriciteitswet in die zin dat de termijnen voor aansluitingen onder de 10mVA niet gelden indien sprake is van overmacht. Alleen voor transportverzoeken kent de wet momenteel een weigeringsgrond in artikel 24 lid 2 (indien er redelijkerwijs geen capaciteit is).
Oordeel rechtbank over toepasselijke termijn
De rechtbank acht de termijn van 40 weken voorshands als redelijk en Enexis heeft niets aangevoerd dat zou moeten leiden tot een ander oordeel. De voorzieningenrechter ziet, ook als de 40 weken termijn aangenomen zou worden als redelijke termijn, een belang voor Leap24 omdat Enexis zelf de aansluitingen pas in 2025 wilde realiseren.
Uit het vonnis blijkt dat de 3 offertes waren getekend op 6, 13 en 26 april 2023. Als we daar 40 weken bij op tellen dan komen we dus uit in januari 2024. Doordat de rechtbank op 6 februari 2024, Enexis nog 6 weken de tijd geeft om te starten en 4 weken om aansluitingen te realiseren, komt de totale termijn dus uit op ongeveer 50 weken.
Overmacht
Enexis heeft ook nog een overmachtsverweer gevoerd. De rechter ging hier niet in mee. Enexis heeft slechts in algemene termen gesteld dat zij niet zelfstandig op korte of middellange termijn het macro-economische probleem van voldoende technisch personeel kan oplossen, terwijl haar werkpakket alsmaar toeneemt. Het is echter aan Enexis om er voor zorg te dragen dat zij haar bedrjfsprocessen zodanig inricht en dimensioneert dat zij voldoende capaciteit beschikbaar heeft om tijdig aan haar aansluitverplichtingen te kunnen voldoen, ook (of liever: met name) wanneer de aanvragen toenemen en er sprake is van schaarste. Enexis heeft voor de drie locaties evenmin bijzondere feiten en/of omstandigheden aangevoerd die een beroep op overmacht zouden rechtvaardigen.
Daarnaast merken wij op dat het voeren van het overmachtsverweer in dit soort zaken aan kracht zal inboeten indien achteraf blijkt dat netbeheerders, na veroordeling, wel degelijk middelen ter beschikking hebben om aansluitingen te realiseren.
Discriminatieverbod
Een woordvoerder van Enexis zei over de uitspraak "De rechter dwingt ons om Leap24 voor te trekken. Het gevolg hiervan is dat andere partijen nog langer moeten wachten voordat zij aan de beurt zijn. Met haar actie benadeelt Leap24 dus de partijen die voor haar in de wachtrij staan".
Enexis doelt daarmee op haar verweer dat Enexis niet zou mogen toegestaan dat Leap voorrang zou krijgen gelet op het in artikel 23 lid 3 van de Elektriciteitswet opgenomen discriminatieverbod. De rechtbank oordeelde : "Net zoals de rechtbank Gelderland op 20 december 2023 overwoog dient bij de beoordeling van dit beroep voor ogen te worden gehouden dat dit discriminatieverbod met name was bedoeld om een einde te maken aan de situatie waarin (verticaal geïntegreerde) bedrijven hun eigen elektriciteitsproductiebedrjven konden bevoordelen. Door nu in rechte een aansluiting binnen redelijke termijn af te dwingen, kan niet worden gesteld dat Leap daarmee misbruik maakt van enige bevoegdheid om een voorrangspositie ten opzichte van anderen te verkrijgen."
Oftewel – Enexis kan niet onder haar aansluitverplichting uit komen door een beroep te doen op het discriminatieverbod.
Wachtlijsten
Voor transportaansluitingen geldt het principe "wie het eerst komt, het eerst maalt". Dit volgt uit de huidige Netcode Elektriciteit. Voor aansluitverzoeken is dit niet wettelijk geregeld. Wel geldt daarvoor het discriminatieverbod, waar Enexis zonder succes een beroep op deed.
Kunnen partijen "de rij overslaan" door te procederen? En wat gaan de andere partijen in de wachtrij dan doen - geduldig wachten of ook een kort geding beginnen? De rechter lijkt een vordering van een partij als Leap24 geen misbruik van recht te vinden.
Hoewel niet ter sprake gekomen in het vonnis, heeft de Autoriteit Consument & Markt (ACM) op 13 juli 2023 een ontwerpbesluit gepubliceerd op grond waarvan netbeheerders mogen afwijken van het gebruikelijke 'wie het eerst komt, het eerst maalt'-principe bij het verlenen van toegang tot het elektriciteitsnet indien de verzoeker een groot algemeen belang dient.
Ook wordt voorgesteld om aansluitingsaanvragen (naast transportaanvragen) te koppelen aan het prioriteitskader. Vorig jaar hebben 78 partijen gereageerd op dit ontwerp en er lijkt brede steun te zijn voor het maken van uitzonderingen op de wachtlijst. Er zijn uiteraard verschillende meningen over wat dan de uitzonderingscategorieën moeten zijn; een definitief codebesluit wordt echter eind maart 2024 verwacht.
De ACM lijkt in haar toelichting toch een functie toe te dichten aan het non-discriminatie beginsel voor de aansluiting, terwijl in de rechtspraak dit inmiddels een dode letter lijkt te zijn (voor zover het niet gaat om partijen die gelieerd zijn aan de netbeheerder). De ACM stelt dat het wettelijke non-discriminatie beginsel wellicht uitgelegd zou kunnen worden op basis van het non-discriminatiebeginsel zoals opgenomen in het ontwerpbesluit, waardoor de criteria voor aansluitverzoeken en transportverzoeken beter op elkaar zijn afgestemd.
Commentaar Osborne Clarke
Netcongestie zorgt voor vertraging bij partijen die een aansluiting op het net willen of die de transportcapaciteit op de aansluiting die ze al hebben, willen vergroten. De netbeheerders worstelen met het vinden van oplossingen voor het probleem, maar er is geen snelle oplossing en soms moeten ze helaas gewoon 'nee' verkopen aan hun klanten.
Deze rechtszaak kan een precedent worden en we verwachten dat meer partijen hun toevlucht zullen nemen tot rechtszaken tegen netbeheerders. Wel denken wij dat deze ontwikkeling uiteindelijk alleen de 'first movers' zal bevoordelen en dat op een gegeven moment het 'overmachts-verweer' de kansen van succes zal keren.
De kans bestaat dat Enexis in hoger beroep gaat tegen dit vonnis. Dat hoger beroep niet onverdienstelijk hoeft te zijn blijkt o.a. uit deze uitspraak. Daar werd het kort geding vonnis uiteindelijk vernietigd en de vordering van het zonnepark afgewezen omdat het hof oordeelde dat het voldoende aannemelijk was dat er sprake was van fysieke congestie ten tijde van de aanvraag en dat de belangen van de andere aangesloten partijen ten aanzien van veiligheid en betrouwbaarheid van het net zwaarder wogen dan de belangen van het zonnepark. Maar ook daar kan een bodemprocedure uiteindelijk alsnog tot een andere uitkomst leiden.
Wij vinden het goed dat de ACM met een kader is gekomen om te bepalen of bepaalde partijen voorrang kunnen krijgen, want dat voorkomt willekeur en geeft een zekere mate van legitimiteit aan het toekennen van voorrang aan partijen.
Daarnaast is het een goede ontwikkeling dat de ACM meer duidelijkheid schept ten aanzien van de termijnen die netbeheerders moeten hanteren bij het realiseren van aansluitingen. Het is wel jammer dat gelet op de uitdagingen in de markt het erg lang duurt voordat de ontwerpbesluiten, ook na afronding van de consultatie, door de ACM gefinaliseerd worden. Wij denken dat het wel goed is dat rechters rekening houden met deze ontwerpbesluiten in hun beoordeling van de geschillen.
Het probleem kan uiteindelijk alleen worden opgelost door het elektriciteitsnet uit te breiden - wat tijd kost - en in de tussentijd creatieve manieren te vinden om samen te werken en de benodigde piekcapaciteit voor het net te beperken.